‘Een gek idee’, denk ik bij mezelf wanneer ik uit het raampje van de trein naar buiten zit te dromen. Straks zit ik tegenover iemand die heel veel over mij weet. Dingen die ik niet in een gesprek gedeeld heb. Toch weet ze hele persoonlijke dingen over mij.
De dame naar wie ik onderweg ben heeft mijn manuscript gelezen. Ze heeft een uitgeverij en heeft me uitgenodigd om in gesprek te gaan over uitgave. Ze weet alles over de avonturen die ik beleefd heb de afgelopen jaren. Het transformatieproces wat vanuit al die avonturen onstond. En alle uitdagingen waar ik tegenaan ben gelopen gedurende het proces. Mijn boek is heel persoonlijk en tegelijkertijd heb ik emotioneel afstand van het verhaal kunnen nemen.
Hoe groot die emotionele afstand is zal straks in het gesprek blijken.
Ik probeer me in te leven in iemand die helemaal blanco mijn verhaal leest. Iemand met commerciële belangen. Welke stukken hebben haar niet gegrepen? Waar miste ze dingen in het verhaal? Herhaal ik mezelf? Zit er genoeg snelheid in?
Zelf lees ik niet veel. Het was dan ook niet voor de hand liggend dat ik een boek zou schrijven. Ik had niets met boeken. Toch riep alles in mij dat ik moest gaan schrijven. Niet voor publicatie, maar voor mezelf. Ik snapte mijn eigen keuzes niet en kon ze al helemaal niet aan mijn omgeving uitleggen. Het maakte me onzeker. Ik had zelfinzicht nodig. Schrijven zou me dat geven.
Schrijven heeft me dat gegeven. En toen het me dat had gegeven kon de schrijver in mij opstaan. Dat betekende levensfictie toepassen. Schrappen en herschrijven. De rode draad volgen.
Het resultaat is een boek wat als een avontuur leest. Het is een autobiografisch reisverhaal met een hoofdrol voor persoonlijke ontwikkeling. Het is mijn zoektocht naar antwoorden, waarvan de vragen in aanvang niet duidelijk waren.
‘Zal de dame dat ook zo ervaren hebben,’ vraag ik mezelf af terwijl de trein tot stilstand komt.